Episode Transcript
Walter: Veerle en Skye heten je van harte welkom op hun podcast, Levenslijnen. Ze bespreken thema's die hen bezighouden en onze samenleving vormgeven. In elke aflevering nemen zij je mee op reis door de verhalen en thema's die hen raken. Veel plezier met het beluisteren van Levenslijnen.
Veerle: Dag allemaal. Het is hier terug met Veerle en Skye. En vandaag duiken we in een thema dat heel wat gezinnen raakt. Leerproblemen. En meer specifiek, dyslexie en dyscalculie. Het zijn woorden die we steeds vaker horen, maar waar we nog veel vragen en onzekerheden rond hebben. Vooral bij kinderen, bij de ouders en bij leerkrachten.
Skye: We praten erover met twee mensen van VZW Sprankel, een organisatie die ouders en kinderen ondersteunt met juiste informatie, luisterende oren en een flinke portie engagement. Sprankel is geen commerciële organisatie, maar draait op vrijwilligers die willen helpen waar het soms vastloopt.
Veerle: En ook voor ons is dit geen ver-van-mijn-bed-show of thema.
Namelijk, ik zelf heb kinderen met leerproblemen en herken ook heel veel dingen daarin en heb ze daarin proberen te begeleiden. Ook wij zelf, ik en Skye, hebben allebei onze eigen ervaring met leren op een andere manier.
Skye: We zitten dus vandaag rond de tafel met vier mensen die dit niet alleen begrijpen, maar ook voelen. Dus welkom, Anita en Sandrine. Fijn dat jullie er zijn.
Sandrine: Dank jullie wel voor de uitnodiging.
Anita: Ja, fijn dat we er mogen bij zijn.
Skye: Dat is heel graag gedaan. Voor de luisteraars eventjes meegeven. Anita, jij zit bij ons in de studio. En Sandrine, jij zit vanop afstand. En jij volgt het mee via het systeem dat wij hier hebben. En we hopen dat alles goed gaat lopen. Nu, de eerste vraag een beetje is Sprankel. Ik heb er straks gezegd VZW Sprankel, maar de website heet sprankelleerproblemen.be. Heb ik ook gemerkt. Dus de vraag is een beetje die ik openstel aan jullie allebei, van hoe is Sprankel ontstaan?
Sandrine: Ja, Sprankel bestaat al meer dan dertig jaar en het is een organisatie dat echt ontstaan is door ouders van kinderen met leerproblemen. Meer dan dertig jaar geleden was er eigenlijk heel weinig kennis en heel weinig begrip voor die leerproblemen en zijn het de ouders die op zoek zijn gegaan naar informatie, naar kennis. Het zijn de ouders die hun Stoute schoenen hebben opgezet en die zelfs contact hebben opgenomen met professoren, dokters, neurologen, logopedisten en die op zoek zijn gegaan naar hoe kunnen wij onze kinderen het beste helpen. En vandaar dat die noodzaak er was om die info te zoeken, maar ook dan weer te verspreiden bij die ouders.
Skye: En de naam Sprankel, waar moeten we dat situeren?
Anita: Ik denk vooral dat ze hoop wilde geven, steun willen geven aan al die ouders die met hun handen in het haar zaten en die zo graag wouden dat hun kind, dat toch zoveel talenten had, tot uiting kon komen, dat die het konden groeien en blijven groeien. En niet zouden stilstaan en bestempeld werden als, ach ja, die kan niks, die is dom, die is lui.
Skye: Oké. Als jullie in ene zin zouden moeten proberen uit te leggen, wat is jullie missie of gevoel?
Sandrine: Ja, missie of gevoel. Eigenlijk de juiste informatie brengen aan ouders op een moment waarop ze het gevoel hebben van ik zit hier in de knoop en ik weet niet wat ik nu moet doen. Waar ik naartoe moet en hoe het nu verder moet met mijn kind. En ook zoals Anita zegt toch wel een beetje hoop. Dat ze het gevoel hebben van het komt wel goed.
Anita: Ja, op een positieve manier leren leren en leven met dat leerprobleem. Zowel voor de ouders die daarmee moeten leren leven, maar ook het kind zelf die dan ook weer verder moet met zijn of haar leven.
Veerle: Ik hoor dat Sandrine van een andere provincie is. Wil dat dan ook zeggen dat sprankel, leerproblemen in elke provincie een aanspreekpunt heeft?
Sandrine: Dat was vroeger het geval zo Veerle. Maar nu, na corona, is het zo dat we maar één vzw hebben en geen feitelijke verenigingen per provincie in aanspreekpunt. Dus alles gebeurt via de website. Mensen kunnen ons daar contacteren, liefst via mail. Omdat, ja, Skye zegt het zo mooi, wij zijn allemaal vrijwilligers die dit bovenop onze job doen. Dus wij kunnen niet echt continu beschikbaar zijn, maar wij antwoorden wel op mails, wij geven tips aan ouders hoe dat zij hoe het verder moet en waar zij precies terecht kunnen. Want dat is het. Eigenlijk zijn we een soort doorgeefsluis van informatie. Wij kunnen zelf geen therapie geven. Wij kunnen zelf niet naar de scholen gaan om bepaalde gesprekken te voeren met leerkrachten en zorgcoördinatoren. Dat gaat absoluut niet. Maar wij willen wel de ouders Ja, meer kracht geven, zodanig dat zij weten van, wat kan ik nu doen? En waar kan ik terecht? En wat is nu... Ja.
Veerle: Het is eigenlijk een soort handvaten-stappenplan.
Sandrine: Ja, klopt.
Anita: Ja, een zeer duidelijk stappenplan soms. Echt zo van, doe dat eerst en ga dan... Neem ook voor naar een oudercontact te gaan van, heb je de gedachte van, dat kan er allemaal? Ja, om ze steviger te maken uiteindelijk. Om niet gewoon weggestuurd te worden.
Skye: Eigenlijk willen jullie ouders weerbaar maken. En door die ouders weerbaar te maken, ga je het kind ook een stuk weerbaarder te maken. En dan komen we eigenlijk tot de kern een beetje van de twee... Jullie spreken op jullie website twee erkende leerproblemen, hè. Dyscalculie en dyslexie. Kunnen jullie misschien eens kort toelichten, ik weet niet wie van de twee wat doet, van wat is dyscalculie, wat is dyslexie of omgekeerd, maakt niet uit.
Sandrine: Ja, maakt eigenlijk niet uit. Beide zijn, die leerstoornissen, dat zijn automatiseringsstoornissen. Dus onze kinderen hebben het moeilijk om lezen, spellen en of rekenen om dat aan te leren, maar ook geautomatiseerd toe te passen. Dus ze snappen het wel, de meeste kinderen met dyslexie die kunnen wel lezen, Maar snel, vlot, zonder die cognitieve mentale inspanning, dat gaat een stuk moeilijker.
Veerle: Heeft dat dan met de hersenhelft te maken? Want ik heb zelf ook dyslexie, mij hebben ze altijd gezegd van aan de ene kant leert je het, en als je het begrijpt en je hebt het geleerd, wordt het opgeslagen in de andere helft. Of is dat een fabeltje?
Sandrine: Dat is een fabeltje tegenwoordig, weten we dat dat een fabeltje geworden is. Eigenlijk gebruik je je hele, voor een groot deel je hersenen, allebei de hersenhelften. We weten wel dat het te maken heeft met hersenconnecties, de verbindingen en hoe snel die verbindingen, welke zones ze precies passeren en hoe snel die verbindingen
Veerle: gelegd worden.
Sandrine: gelegd worden en ook dat de informatie telkens doorstroomt.
Maar op zich links-rechts, nee, niet meer. We hebben dat heel lang gedacht. We hebben heel lang gedacht dat kinderen met dyslexie eerst met hun rechterhersenhelft teveel gaan gebruiken en pas later het linkerkant, waar de taal zogezegd zich situeert. Maar we zien nu uit al de MRI-beelden dat het veel diffuser is. maar dat er wel leesnetwerken zijn en dat die duidelijker, en ook al op jonge leeftijd, wij zien echt wel verschillen in de hersenen bij jonge kleuters, nog voor ze soms leren lezen en spellen, dan bij oudere personen.
Skye: En dyscalculie?
Sandrine: Ja, dyscalculie is eigenlijk een beetje hetzelfde, maar dan met rekenen. Dat vlot rekenen, vlot die concepten begrijpen, opslaan, die bewerkingen, bijvoorbeeld alle splitsingen tot 10. 2 en 8 is 10, 7 dat is 3 en 4 of 2 en 5. Al die zaken, die informatie die je vrij snel zou moeten kunnen opslaan en terugroepen op bepaalde momenten, daar hebben zij het bijzonder moeilijk mee.
Veerle: Dus bij mijzelf was het pas in het vijfde studiejaar dat ze gezien hadden dat ik die twee had, dyslexie en dyscalculie. Ik ben misschien al wat ouder, dat ze daar geen feedback van hadden, de leerkrachten, om dat op te merken. Want ik kon wel..bBijvoorbeeld, je had een print en ik kon heel gedetailleerd vertellen wat er op die print stond, maar die tekst die daaronder staat, die las ik, maar ik breide daar zelf dingen bij. En daardoor hebben ze dat eigenlijk pas gezien.
Anita: Dat is het radende lezen. Het raden van, je weet waarover het gaat, de context is heel duidelijk. En dan heb je hele woordenschat, dan kun je daar heel veel mee doen. En dan maak je je eigen stuk daarin om dan toch niet over te komen van, ik weet dat hier allemaal niet. Dat is het eigenaardige. En die compenseren heel veel. Kinderen met een leerprobleem compenseren constant.
Ik kan niet goed tellen, dan ga ik dat wel met woorden doen. Ik heb de oudste dochter bij ons, die heeft ook een rekenprobleem, maar doordat die heel talig is, kan die allemaal verwoorden. Dus heel die bewijsvoeringen van het middelbaar, dat deed die allemaal talig. Gewoon om het te kunnen onthouden, omdat dat wel bleef hangen. En getalletjes, geschiedenisgetallen, dat was een ramp om dat op te roepen. Dat automatiseren is inderdaad een van de grootste problemen bij kinderen met dyscalculie.
Sandrine: En ik denk dat jij Veerle het tot het vijfde leerjaar hebt kunnen compenseren, omdat je misschien ook wel ietsje meer begaafd bent. Dus hoe beter je geheugen, hoe intelligenter, als je bepaalde andere patronen snel doorziet, Ja, dan compenseer je eigenlijk heel lang en val je door de mazen van het net voor leerkrachten. En nu is er veel meer aandacht voor die leerproblemen en dan weten we ook wel dat de kans dat kinderen het gaan hebben, als de ouders het hebben, is er een verhoogde kans. Dat betekent niet dat alle kinderen sowieso die leerstoornis ook zullen meenemen van de ouders, maar wel dat er een verhoogde kans is. Dus eens dat je dat als ouder hebt bij jezelf gemerkt, ben je ook al wat... wat sneller bij het merken en oppikken van die signalen bij je kinderen.
Veerle: Ik had dat heel snel. Omdat ik dan ook nog opvoedkunde in die bijzondere jeugdzorg gestudeerd heb, Skye ook, dus had ik dat heel snel door bij mijn eigen kinderen, waardoor de jongste heeft autisme en dan heel het pakket, waardoor ik eigenlijk hemzelf ben beginnen sturen zal ik zeggen, omdat ik het zelf altijd heb meegemaakt. En die heeft dat kunnen volhouden, ook heel lang tot het vierde middelbaar. Verder kon ik niet meer. Vierde middelbaar, want hij zei ook van ja, leren was heel moeilijk voor hem. Dus ik maakte die zijn toetsen op voorhand en hij mocht dan met het boek al die vragen invullen en dan kwam hij terug thuis van zijn examen en zei mama, hoe kan dat dat jij mijn vragen weet van het examen? Ik zeg, ik weet dat niet. Maar je merkt dan wel dat je jezelf dingen hebt aangeleerd die je onbewust ook doorgeeft aan je kinderen.
Anita: Ja, dat is het mooie uiteindelijk. Dat je zoveel dingen kunt opslaan in je geheugen en dat je dat ook doorgeeft aan je kinderen. Maar ook het volhouden, de volharding, het doorzettingsvermogen dat zo'n kinderen hebben. En het nooit opgeven, want dat vind ik al zo prachtig aan zo'n kinderen. Ze weten wel, er is iets met mij, ik ben intelligent genoeg, maar toch lukt het niet. Maar als ze dan doorhebben van, ah ja, maar het heeft daarmee te maken en ik kan dat gebruiken of ik krijg die hulp van thuis uit, dan ga ik er wel geraken. En die hoop die ze dan hebben, dat doet zoveel, dat doet wonderen uit eindelijk, want dan zie je ook dat die kinderen hun droom najagen en echt zeggen van, ik blijf ervoor gaan, want als ik dat al kan, dan kan ik het volgende zeker. En dat is het mooie aan, denk ik, wat wij doen, is de hoop geven aan kinderen, ouders, aan iedereen die erbij zit, om toch een droom na te leven.
Veerle: Heel stom. Wij hebben vroeger als kind het ’t kofschip aangeleerd. En de leerplannen leren weer iets anders. Ik heb mijn kinderen het kofschip aangeleerd, want zij zaten gewoon voor blok. Dat ging niet. En je krijgt dan van de leerkracht... Ja, helaas. De opmerking dat ik dat niet had mogen doen. Ik zeg je maar, je kan het nu wel, hè. Ja, sorry, hè. Maar als je het via een andere weg kunt, waarom niet?
Sandrine: Ja, ik denk dat er is een bepaald moment in het onderwijs het zelfontdekkend leren. Kinderen moesten zelf gaan zoeken naar bepaalde regels en dat maakte het voor onze kinderen bijzonder moeilijk. Onze kinderen houden op dat vlak wel een beetje van structuur. En dat is ook logisch, want als het heel duidelijk is voor een kind qua regels, voor lezen, spelling en rekenen, dan worden er ook geen foutieve hersenpaden en verbindingen gemaakt. Zij gaan niet twijfelen als ze precies weten het is op die manier dat ik het moet toepassen, of dat nu met kofschip is, daar zit dan een duidelijkheid in. Maar als een leerkracht of als we heel verwarrende regels gaan gebruiken, dan gaan onze kinderen nog meer van tilt slaan. Dus ik vind dat heel goed. Als je een truc hebt gevonden dat werkt, zeker blijven doen.
Skye: Toch? Ja?
Veerle: Je mocht ook aan het woord. Ja, sorry.
Skye: Omdat de vraag die ik heel vaak me stel is, omdat ik zelf ook in het onderwijs ben terechtgekomen en zo, dan stel ik de vraag van de misverstanden die er zijn, zowel bij ouders, kinderen, als leerkrachten, welke er zijn, of clichés over de problemen, welke zijn die zowel?
Anita: Ja, die van mij is dom.
Dat zijn ouders die zeggen van, ja, die van mij kan dat niet. Laat die maar, want die kan dat toch niet. Terwijl dat helemaal niks te maken heeft met je intelligentie. Het heeft gewoon te maken met iets in de ontwikkeling die niet goed gelopen is. En dat is vaak iets waar we zo tegen moeten vechten. Ook leerkrachten die dat zeggen van, maar die gaat dat niet kunnen. Die moet je niet vragen, die gaat dat niet kunnen. Terwijl dat heeft niks te maken met je intelligentie of met je talenten. Het heeft gewoon te maken van, dat stukje van mijn ontwikkeling lukt niet. Maar dat wil niet zeggen dat ik dat niet kan.
Skye: Is er een leeftijd waarop je kan zeggen, vanaf die leeftijd ga je dat makkelijker kunnen vaststellen? Want ik hoor soms ook wel eens medici zeggen, je kunt maar vanaf een bepaalde leeftijd gaan zeggen dat kind heeft dyscalculie of dyslexie. Is dat zo?
Anita: Meestal begint het pas, om naar boven te komen, het eerste leerjaar. Wanneer ze leren schrijven, leren rekenen. En dan zie je al hoe snel dat dat lukt. Want meestal is het vertraagd. Ze hebben een vertraagde ontwikkeling. Dus dan zie je dat het zo snel niet loopt zoals bij andere kinderen. En dan ga je ook rapper op dat moment kunnen zeggen van goh, daar is precies iets, daar scheelt iets. En dan duurt het toch nog een aantal maanden, want als je dan in therapie gaat, dat is toch al tenminste zes maanden, zeker bij dyslexie, voor een al leer waar we echt kunnen praten van die bepaalde leerstoornis. Bij dyscalculie duurt het nog langer.
Skye: Oké, maar je staat in het lager onderwijs, Anita, maar hoe zit je dan nu met datgene wat men vanuit overheidswegen zou willen, dat men al in de derde kleuterklas met al dat lezen en dat rekenen gaat doen? Is er dan niet wat schrik voor, of hebben jullie in het lager onderwijs dan geen schrik, dat men daar net verkeerde dingen gaat aanleren, waardoor die verbindingen die ik net hoorde van Sandrine zeggen dat die fout gaan zijn?
Anita: Nee, maar ik denk dat het aanleren van die verbindingen, dat de leerkracht het wel goed doet. Die doet het op de juiste manier. Maar je gaat dan juist wel kinderen hebben waarvan je merkt van nu zijn we al zo lang met die letter bezig of we hebben al zo lang met die getallen bezig geweest en dat kind gaat dan nog altijd niet zo vlot mee om.
Skye: Dus eigenlijk zou men vroeger moeten kunnen vaststellen dat er een kind is die een probleem heeft.
Anita: Dat doen ze al, hé Sandrine. Ze merken al, bijvoorbeeld mijn jongste was al in de kleuterklas van de uitspraak was niet goed, ze maakte de woorden, ze wisselde van handwasje, het was zo dingen die je zegt van hoe kan dat nu, die blijft dat zo hardnekkig doen. Maar dan zitten we bij dat stuk van taalstoornis en daarna komt dan pas de echte leerstoornis, want echt het leren is pas in de lagere school. Maar op voorhand zijn er al vaak heel veel tekenen dat er een leerstoornis gaat ontwikkelen. Maar er zijn nu ondertussen al programma's gekomen om het ook al te vermijden of te verbeteren, dat die kinderen toch al een beetje voorsprong krijgen. Dus daar zijn ze wel mee bezig en ook heel mooie dingen mee bezig.
Sandrine: Ja, er is al heel veel wetenschappelijk onderzoek daarnaartoe. Dus we kunnen echt wel zien, we zien dat er op kleuterleeftijd in de hersenen andere verbindingen zijn dan bij kinderen zonder leerproblemen. Later, op latere leeftijd. Wij kunnen dat op hele jonge leeftijd al zien. Maar dat zijn enkel alarmsignalen. Dus leerkrachten zijn daarvan op de hoogte en weten wat ze moeten doen. En we merken nu ook wel dat we jonger en jonger toch wel die kinderen naar de juiste hulp soms kunnen sturen hoor.
Skye: Als je als ouder merkt dat er een probleem is, je zei er straks al Anita, vaak zeggen ouders mijn kind is lui of het is dom. Wat zou je aan die mensen kunnen zeggen in plaats van dat direct te zeggen?
Veerle: Dat is ook niet goed voor het zelfbeeld van het kind als dat altijd te horen krijgt.
Anita: Maar het is ook vaak omdat ouders heel uit onmacht. Ze zijn er al zoveel mee bezig geweest, ze zijn al kwaad geweest, ze hebben al heel veel energie erin gestoken en nu gaat het lukken en dan vandaag kunnen ze dat en morgen zijn ze het weer kwijt. En dat is zo frustrerend, zowel voor het kind, want dat is inderdaad voor hetzelfde beeld helemaal niet goed, maar ook voor u als ouder. Je zit daar langs en je hebt daar uren mee gestudeerd en de dag erna is het weer weg. En dan denk je, maar dat kan toch niet? En dan op een bepaald moment leg je, ofwel geef je het op, en dan zeg je van ja, die van mij die kan dat niet. Dat is opgeven. Ofwel zeg je van ah nee, dat kan niet hé, dat bestaat niet, want die kan dat wel goed, en dat kan die goed, en dat kan die goed. En ik ga verder, ik ga zoeken naar hulp. En dat zijn de twee dingen die hier gebeuren uiteindelijk hé.
Skye: Op jullie website gebruiken jullie nogal Duidelijke voorbeelden, zal ik zeggen. Ik heb gelezen dat mensen moeite hebben met de tafels of de klokken te lezen. Zijn dat de signalen of de voorbeelden die het meest naar voren komen? Of waarom hebben jullie net die op de website gezet? Stonden jullie er al op?
Anita: Nee, nee, want we zijn van nul begonnen.
Sandrine: De website is herbouwd geweest. Nee, ik denk dat we... We hebben zoveel als mogelijk per leeftijdscategorie, want we doen dat voor de kinderen op jongere leeftijd en dan op iets oudere leeftijd, zowel voor lezen als voor spelling en voor rekenen. We wilden zoveel als mogelijk... Signalen, zaken waar de ouders kunnen zeggen, ja dat klopt, mijn kind heeft het daar moeilijk mee. En we vinden dat logisch voor bijvoorbeeld rekenproblemen. Rekenproblemen, klok lezen, je kunt je inbeelden van oké daar is een link. Maar wat bijvoorbeeld leerkrachten niet wisten, is dat een kind met dyslexie ook wel soms moeilijkheid heeft met tijdsbesef. Of bijvoorbeeld het aanleren van woorden, woordvindingsmoeilijkheden op een toet. Je kent het woord, je hebt het woord wel ingestudeerd, je begrijpt het concept, maar je komt niet op het woord. Dus die woordvindingsmoeilijkheden, Tijdsbesef, soms ook kloklezen. Al die zaken die komen daar ook bij. Dat zijn niet altijd de kernproblemen, want de kernproblemen bij lezen en spellen, bij dyslexie, is echt wel die koppeling tussen klanken en tekens. Maar dat zijn allemaal wel bijkomende problemen die het niet gemakkelijk maken op school.
Skye: Je zei net van thuisbesef enz. Heeft dat ook te maken met het besef van afstanden enz.?
Sandrine: Heeft dat daar ook... Zeker bij dyscalculie, ja.
Skye: Daar herken ik mij wel heel goed in. Dus tien meter, honderd meter, een nul meer of minder. Dat is heel vaak dat we daar discussies over hebben. Dus ik zeg altijd...
Anita: Of richting, links, rechts, norm. Van voren, achter, wat is dat?
Skye: Daar heb ik geen probleem mee. Als Veerle tegen mij zegt dat ik links moet afrijden, dan weet dat ik rechts moet afrijden. Dat weet ik ondertussen. We zijn op vakantie geweest naar Italië en dat was dikwijl. Ze zei dat ik links moest rijden. Ik zei dan uwe links moest rijden.
Anita: Dat is ongelooflijk. Dat is iets heel frappants.
Veerle: Mijn vier kinderen hebben dat dus ook. Als we gingen fietsen met het gezin, dan was dat... We gaan naar rechts. Mijn ex zei dan... Uw rechts of mijn rechts? En dan riepen de kinderen onze rechts en we fietsten allemaal naar links.
Sandrine: Ja, ja. Ik wil gewoon benadrukken, we hebben ze allemaal opgelijst. Wat kan er voorkomen? We gaan nooit een diagnose stellen op basis van die signalen. Dus we kunnen nu wel lachen en zeggen van ja, Jij hebt dat misschien ook, Skye, door die oriëntatieproblemen. Maar ik ga nooit zeggen tegen iemand, omdat ik dat zie, heb jij dyslexie of dyscalculie. Om de diagnose te stellen, moet je altijd aan drie criteria voldoen. Het eerste is, het moet echt heel ernstig zijn. Dat betekent dat ten opzichte van een populatie, de hele populatie, stel dat die honderd mensen, moet je bij de tien zwakste zitten. Dus dat betekent de tien die op dat vlak het meest uitvallen. Want er zijn nog heel veel andere mensen die daar ook niet zo goed in zijn, zonder dat ze daarom een leerstoornis hebben. Het tweede criterium is dat het eigenlijk ook hardnekkig is. Wat we ook doen, over de tijd heen, dat je nu therapie volgt, de leerkrachten die met heel specifieke inoefening en heel veel oefenen, dan nog blijft het bestaan. En ik denk dat dat ook een belangrijk criterium en eigenlijk het belangrijkste criterium is voor die leerstoornissen. Het is bijzonder hardnekkig op dat vlak. En het derde criterium is van het mag niet toe te schrijven zijn aan iets anders. In die zin, neem nu door corona zijn er heel veel kinderen die weken thuis hebben gezeten in het eerste leerjaar. Tussen maart en mei zijn onze scholen dicht geweest. die daardoor weinig inoefening hebben gehad, weinig stimulatie, zelf al hebben al onze leerkrachten echt hun uiterste best gedaan. Ja, dan heb je een achterstand, zoals Anita daarnet zei. Het start vaak met een achterstand die we opmerken. Wel, het mag niet te wijten zijn aan echt zo'n factor, zoals langdurig niet naar school gaan, ouders die uit elkaar gaan en het kind die die emotionele spanningen op opneemt en daardoor minder goed presteert op het vlak van lezen, spelen, rekenen.
Skye: Maar wie is dan de persoon die de diagnose kan stellen, moet stellen? Is dat een medicus?
Sandrine: Het is altijd multidisciplinair. Dus eigenlijk, als je echt een diagnose wilt stellen, gaat dat altijd heel veel mensen die hun bevindingen gaan samen leggen. De school is super belangrijk. De school, de leerkrachten, want soms gaat daar tijd over en zijn er meerdere leerkrachten die met het kind hebben gewerkt en gezien. Dus de leerkrachten, de zorgcoördinator, maar ook heel vaak een begeleiding. Is dat een logopedist? Soms is dat een orthopedagoog of in een revalidatiecentrum soms een ergotherapeut die daarbij zit. En dan heb je natuurlijk wel ook een medische persoon die daaraan verbonden is. Is dat een neuropediater, een neurologe, een neuropsychiater? Omdat die net ook gaat gaan kijken van zijn er geen andere oorzaken? Want ik hoorde daarnet Veerle zeggen van autisme. Wij weten bij die leerstoornissen dat er heel veel comorbiditeit is met andere ontwikkelingsstoornissen zoals autisme, dcd, NLD en andere, en ADHD. Maar het mag niet de oorzaak zijn. Dus het kan niet zijn dat je bijvoorbeeld het moeilijker hebt met lezen door autisme. We moeten echt wel weten van...
Skye: Krijgen jullie soms niet de opmerking in lager/hoger onderwijs dat we soms te snel labels geven? Is dat niet iets wat vaak...
Nogmaals, ik ben zelf leerkracht. Wij hebben supergoeie leerkrachten, maar heel af en toe hoor je wel eens tussen de lijnen door dat ze niet te snel met labels bezig zijn.
Anita: Je hebt er altijd die die zeggen van, laat die maar eens testen, daar zal wel iets aan zijn. Maar tegenwoordig is het inderdaad meer multidisciplinair en dan worden er heel veel puzzelstukjes bij elkaar gelegd. En als dat niet gebeurt, als er ergens iemand gewoon een verslag heeft uitgeschreven, dan gaan de alarmbellen eigenlijk regelen en denken van, oei, dat is hier maar uitgeschreven om er vanaf te zijn of om een labeltje te hebben. Maar diegenen die het echt in verslag hebben met meerdere personen erop, dan weet je al dat het gaat over een lange periode en dan is het meestal wel terecht. En dat zie je eigenlijk aan het verslag zelf. Als er maar één blaadje is, dan weet je al van oei, daar klopt iets niet.
Skye: Omdat heel vaak heb ik het gevoel gehad, ik heb altijd een beroepsleerlingen les gegeven, dat er heel vaak die leerlingen met leerproblemen heel vaak daar terechtkomen omwille van... Dat er misschien niet adequate hulp is geweest.
Anita: Ja, heel vaak is het ook, wij raden een school heel vaak aan van, ga hulp zoeken. Zoek iemand die je kan begeleiden. En daar stopt het soms ook, daar stopt het dan. Dan zeggen ze, ja maar financieel is dat toch altijd een plaatje waar je moet aan denken. Het praktisch, het brengen, het halen, de tijd en energie erin steken. En als je hulp gaat krijgen, dan moet je ook thuis extra oefeningen doen. En het is altijd dat extra's. En dan zien we soms dat ouders gewoon afhaken. Niet omdat ze het niet willen, maar omdat ze het gewoon niet kunnen. En dat is altijd, de keerzijde soms ook wel, en dat is ook wel een schrijnende situatie soms. En dan worden kinderen, dan zeggen ze, ja maar weet je wat, we geven die zo aan het testje en dan gaan ze daar in de toekomst altijd rekening mee houden. Aan de ene kant is dat goed, dan krijgen ze wat langer tijd en ze krijgen wat hulpmiddelen, maar het is nooit in de essentie aangepakt en we weten dat niet honderd procent is nu een leerstoornis of is het eigenlijk een achterstand die ze oplopen door hun omstandigheden waarin ze geleefd hebben.
Veerle: Maar de maatschappij is al heel druk, kinderen moeten ook al heel veel studeren. Ik zeg niet alle ouders, maar sommige ouders denken dan ook zoveel uren in de klas, zoveel uren geconcentreerd bezig zijn, thuis komen, huiswerk maken, misschien nog naar de kinesist, logopedist, extra huiswerk, nog eens bovenop die hele dag van het kind. Soms is dat ook te veel.
Anita: Ja, zeker. En het juiste is dan het kunnen doseren. Dus als ze al naar de logo zijn geweest, dan die dag zeker niet extra. Maar het zijn de andere dagen, of eens een keer in het weekend dat je ze even 10 minuten... Het zijn ook niet de hele lange sessies die je altijd opleveren. Soms in 10 minuutjes, soms meer dan genoeg. Maar wel om de opfrissing en het automatiseren in gang te zetten. En dat vergeten ze soms, ze denken van, nu moeten we hier gaan zitten, we moeten hier een uur zitten met mijn kind. Maar dat is soms vaak fout, want dan ga je inderdaad een diegoe krijgen van, ik moet alweer gaan leren.
Veerle: Misschien een domme vraag, zijn daarom de vakantieboekjes ontstaan?
Sandrine: Ik denk dat vakantieboekjes al heel lang bestaan. In mijn tijd heb ik zelf ook nog vakantieboekjes gevonden en gekregen. Jawel. Nee, ik denk niet dat dat per se gekomen is omdat er kinderen waren met leermoeilijkheden. Uiteindelijk negen weken vakantie bijna.
Veerle: Heel lang.
Sandrine: Toch zeker. Acht à negen weken. Dat is heel lang. En voor kinderen met leerproblemen is dat eigenlijk te lang. Omdat je wel bepaalde informatie en kennis wel weer vergeet.
Skye: Dat klopt. Ik ga daar nu even niet verder op in, want daar hebben we een heel lange discussie over. Dus ik ga daar even niet op in. Maar krijgen jullie soms ook ouders die vooral met wat schuldgevoelens zitten? Is het mijn schuld dat dat kind dat leerprobleem heeft, of is dat minder?
Anita: Dat gevoel heb ik niet, dat schuldgevoel. Wel misschien, heb ik wel genoeg, kan ik wel genoeg doen. Dat misschien wel. Maar niet van, dat komt door mij, want ik heb minder. Ik denk wel eerder, als ze het zelf al ervaren hebben, dat ze er sneller bij zijn en sneller iets willen regelen.
Om te zeggen, het schuldgevoel niet zozeer. Bij mijn ervaring toch niet.
Veerle: Het is niet het schuldgevoel dat je bedoelt van ik heb het als ouder, ik heb het doorgegeven aan mijn kind.
Skye: Nee, maar vooral ook, en ik denk dat je dan met het woord onmacht misschien komt en het twijfel van ben ik wel goed bezig met de dingen, hè? Ja, ja, dat weet ik. Er is hier niemand die hier een deur open doet. Dat is bij Sandrine dat iemand de deur open en dicht doet.
Sandrine: Sorry.
Skye: De mensen er allemaal niet op wijzen en alles. Kunnen jullie een voorbeeld geven, zonder daarvoor de naam te noemen, van een kind of zo, waarvan het direct bijgebleven is, dat je zegt, dat is nu zoiets, zal ik mijn leven lang blijven onthouden, of misschien zelfs vanuit jullie eigen ouder zijn?
Veerle: Ervaring, ja.
Anita: Goh.
Sandrine: De trajecten op zich, aangezien we niet echt trajecten volgen van A tot Z, is dat voor ons niet zo makkelijk. Wij hebben inderdaad, zowel Anita als ik, kinderen met met leerstoornissen. Dus wij kunnen je zeker vertellen wat voor een zoektocht het soms is. Ja, uiteindelijk, ik geef al meer dan twintig jaar het vak dyslexie aan mijn eigen studenten. Studenten die zelf studeren om logopedist te worden. En ik had het zelf niet door dat mijn zoon dyslectisch was. De zoektocht nadien naar de logopediste, de zoektocht dan naar het revalidatiecentrum. Zoals Anita zegt, de twee keer in de week naar het revalidatiecentrum moeten gaan. De gesprekken aan de andere kant van de tafel. Dat zijn allemaal zaken die zo confronterend en zo zwaar kunnen aanvoelen bij ouders. Dus ik denk dat elk traject op dat vlak een beetje anders is.
Anita: Ja, en ik denk ook, de personen die je tegenover je hebt, of ze je geloven of niet, of als ze daar zitten, dan graag eens kort om uit te meespelen. Die flauwe kul, die hebben we hier niet nodig. Iedereen gelijk voor de wet. En dan is dat soms moeilijk, ook als je aan de andere kant van de tafel zit, om te zeggen van, ja maar, allee, zie je dat nu niet? Die heeft dat nodig. En dan krijg je een nee. En dat is wat u als ouder heel erg raakt. Dat je het gevoel hebt van, ze geloven mij niet. Ze geloven niet dat mijn kind dat wel kan. En ik heb in de loop van mijn kinderen en carrière ook wel eens, dat ze zeiden bijvoorbeeld, voorleessoftware gebruiken, maar vanaf dat moment mocht het niet meer. Ik zeg, ah ja, dus je leert met een bril rijden, autorijden, en op het examen zeg je, nu zet je je bril maar af. En nu is het lang genoeg geweest, nu hebben we dat niet meer nodig, nu ga je het examen doen zonder bril. Dat is net hetzelfde. En dan zeggen ze, ja maar zo bedoelen we dat niet. Ik zeg, maar hoe bedoel je het dan? Ik zeg, ik kan er niet bij, die gebruikt haar voorleessoftware al van het vijfde leerjaar. Nu zitten we hier in het vijfde, dus middelbaar. En nu neem ik er zegt van, En nu hoeft het niet meer. Dat is haar hulpmiddel. Ze kan niet anders. En dat zijn de momenten dat je moet sterk staan en stevig staan en dat je bijna het gevoel hebt dat het gaat de verkeerde kant uit. Daarvoor hopen wij dat we mensen kunnen steun bieden, dat die dan toch kunnen doordrijven en zeggen van nee, wij eisen toch dat die dat blijft houden. Want dat is het vaak. Ze willen er altijd... Ja, dat is extra werk. Ik ben zelf leerkracht ook. Het is extra werk, maar het brengt zoveel op. Kinderen die zo eens kunnen ademen en die eens kunnen zeggen... Oh juffrouw, het lukt nu echt. En ik kan dat alleen. Dat zelfstandig zijn. Zelfstandig die computer gebruiken en zelfstandig dan kunnen zeggen van... Oh juffrouw, ik ga er al even zijn. Pak maar, doe maar. Die kinderen zie je openbloeien, die zie je zo tot leven komen. En dan denk je, daar doe je het dan toch voor? Daar heb je al die tijd en energie in gestoken. Ja, dat kost tijd. Ja, dat kost energie. Maar het brengt op voor de kinderen, maar ook als leerkracht. Dat je dan kunt zeggen, chapeau. Dat is hetzelfde met LVS-testen (testen die horen bij het leerlingvolgsysteem) afnemen. Kinderen mogen het heel jaar door hulpmiddelen gebruiken, maar gaan we LVS-testen afnemen? Ah, nu moet het zonder. Dan laat het maar. Dan hoeft dat kind van mij de test niet af te nemen. Ik ga er nu al op zetten een E. Dat weet ik op voorhand. Wat heeft dit dan nog voor zin? Maar wat ik wil weten is dan, oké zonder hulpmiddelen is dat een E, met hulpmiddelen haalt dat kind soms een A of een B. En dan val ik van mijn stoel en denk, wauw, goed gedaan. Dat is wat ik wil zien. Dat is wat wij willen bereiken. Dat die kinderen kunnen laten zien dat ze wel kunnen redeneren, maar dat ze bepaalde dingen nu eenmaal nodig hebben.
Veerle: Ook positief voor hun zelfbeeld, zelfvertrouwen, niet uitgesloten worden in de vriendenkring, want dat gebeurt natuurlijk ook.
Anita: En ze willen niet anders zijn dan anderen. Die laptop al kunnen, willen gebruiken in een klassituatie waar niemand dat gebruikt, alleen ik. Oeh, dat is heel erg, gelukkig zijn er nu in het vijfde en zesde leerjaar allemaal laptops. Nu gaan ze dat weer afschaffen natuurlijk, maar oké, dat is voor die kinderen zo een ver... verademing geweest. Iedereen heeft een laptop op de bank. Dat valt niet op dat ik iets anders aan het doen ben.
Skye: Dat is inderdaad hetzelfde. In scholen waar kinderen met een leerprobleem kaartjes op de bank moeten leggen, dat ze dat probleem hebben, zodat er rekening mee gehouden werd. Ik weet nog voor mijn eigen goed, dat ik zei, gooit je maar allemaal in je tas. Ik zeg, we houden daar rekening mee, maar je moet dat niet tentoonspreiden.
Anita: Of een D op het examen zetten.
Veerle: Dat moesten we doen.
Anita: Verschrikkelijk vind ik dat. Of ja, dat is de dyslexieklas. Dus je gaat u examen in die aparte klas. Die en die en die gaan naar die klas om dat examen te doen. Dan heb je een label.
Skye: Ja, dan kan je niet spreken van een inclusief onderwijs. Helemaal niet.
Anita: Nee. En dat is iets waar wij ook voor staan. Wij zijn ook op beleidsniveau bezig. Wij zijn daar ook... Wij doen dan mee aan al die gesprekken om dat inclusief onderwijs ook haalbaar te maken. Dus wij zijn daar ook wel een drukkingsgroep. Dat is ook iets waar wij ook voor staan. Dat is waar.
Skye: Dus ik hoor al heel veel dingen en jullie willen vooral ouders weerbaarder maken. Nu voor alle duidelijkheid op de website staan twee grote groepen, de ouders en de leerkrachten. We hebben vooral gezegd dat we ons specifiek op de ouders richten. De leerkrachten vinden daar ook heel veel informatie, heel veel kunnen ook jullie bereiken als ze vragen hebben en dergelijke meer. Jullie zeiden straks, wij doen geen diagnose. Moeten jullie dan ook een grens bewaken of zeggen jullie van nee? Je hebt daar een paar keer heel hard op ingespeeld, Sandrine. Wij doen geen diagnose. Sprankel doet geen diagnose. Wij geven tools aan. Maar moeten jullie dan die grens zelf niet bewaken?
Sandrine: Het is niet van grens bewaken. Wij willen dat de ouders echt goed weten waar moeten ze naartoe en waar kunnen ze naartoe. En wij willen het gesprek zeker met leerkrachten en scholen gaan stimuleren. Want het heeft geen zin dat een oudervereniging bij alle individuele kinderen zich gaat gaan mengen. Wij zijn er zodanig dat de ouders eigenlijk niet een veel te moeizaam parcours moeten opstarten om te gaan kijken van wie kan er mij helpen in mijn buurt. Want dat is het. Je hebt in je buurt logopedisten, de leerkrachten zelf, de zorgcoördinator, Maar soms is het ook van, hoe begin ik dat gesprek? Hoe kan ik aan aangeven dat ik het lastig heb? Want zoals Veerle zei... Als je het zelf hebt meegemaakt als kind, een oudercontact bij een leerkracht, als je zelf moeilijkheden had als kind met lezen, rekenen, dat komt heel hard binnen. Je hebt een indruk dat je daar zelf weer staat. Dus soms vragen ouders ook van hoe moet ik dat doen? Hoe moet ik daar aan beginnen?
Skye: Nu, er is een andere vraag die misschien een beetje stout is, maar als jongeren zelf op zoek zijn, want tegenwoordig heb je ook oude jongeren die meerderjarig zijn, vanaf 18 jaar, kunnen die bij jullie ook terecht?
Sandrine: Dat is eigenlijk het derde dat we zouden willen starten, want op de website staat er duidelijk, wij zijn er voor ouders, leerkrachten en jongvolwassenen. Ja, dat gedeelte, jongvolwassenen, dat moet nog verder uitgewerkt worden en we zouden heel graag op termijn ook echt wel die jongeren nog wat meer willen helpen. We zijn daar niet mee gestart. Waarom niet? Omdat wij vertrekken van het principe dat het is op kinderleeftijd dat de ouders en de leerkrachten op zoek zijn. En eens de processen gestart zijn met een netwerk van wie kan ons helpen, dan is dat vaker voor een jongere iets minder een probleem op latere leeftijd. Ik zie dat trouwens op Hoge scholen, dat de meeste van die kinderen niet direct aangeven van ik heb een leerstoornis en ik wil hier faciliteiten. In het eerste jaar piepen ze van niks. Ze doen alsof ze met een schone lij beginnen en wij weten van niks op de hoge school. En het is pas eigenlijk na het eerste jaar, na die eerste examens, eerste en tweede zittijd, dat we toch een keer in onze gesprekken gaan aangeven, ja maar, als je faciliteiten, een computer, meer tijd, Als je faciliteiten hebt gehad in het lager en in het middelbaar, vraag die ook aan in het hoger. Zoek ook daar hulp. En bijna alle hoge scholen en universiteiten hebben ook afdelingen waar die jongeren worden geholpen hoor.
Maar bon, ja, als we meer vrijwilligers hebben, dan kunnen we zeker het poortje van de jongvolwassenen wat meer onder de aandacht brengen.
Veerle: Dus dat is hun eerste vraag. Allee, oproep al. Meer vrijwilligers.
Skye: Ja, maar dat wou ik net al komen. Tot het volgende eigenlijk. Jullie zijn een vrijwilligersorganisatie. Dat wil zeggen dat jullie ook afhankelijk zijn van eventueel giften van anderen. Dus ik heb ook niet gehoord van, wij zijn erkend door de overheid. Jullie krijgen geen overheidssubsidie, geen overheidssteun. Ik heb jullie bezig gehoord vanuit jullie ervaringen en het engagement dat jullie willen opnemen, maar iemand wil vrijwilligerswerk bij jullie komen doen. Wat kunnen jullie bieden? Wat hebben jullie nodig?
Veerle: Waar moeten ze aan voldoen?
Sandrine: Op zich zijn er geen criteria hé, Anita. Ze moeten gewoon... We vragen heel concreet dat ze een mailtje sturen naar Sprankel. Dat is info@sprankel.be. Dat ze al een mailtje sturen. Daar hoeft ook niet zoveel tekst. Willen zij een filmpje opnemen en zichzelf op die manier gaan voorstellen, kan ook. Het hoeft niet allemaal met tekst te zijn. Maar het gaat er gewoon om. van wat doen zij zelf graag en waarin denken ze een meerwaarde voor ons te kunnen zijn. Het zou kunnen zijn dat dit iemand is die zegt van kijk, ik heb hele goede ICT-skills en ik wil jullie meehelpen de website te verbeteren of te bewaken. Dat kan. Dat kan zijn dat dit iemand is die zegt van wij kunnen naar social content voor jullie Instagram en Facebook, wij weten daar voldoende over. Dat kan, dat is ook prima. Sorry.
Het kan ook zijn dat het iemand is die zegt van ik ben goed in cijfers en de boekhouding wil ik ik wel doen, want ik ben en een steek. Penningmeester of penningmeester, ik ben ook voorzitter, dus ja, als er mensen zijn die die dingen graag doen, graag.
Skye: Die kunnen ontlasten wat een beetje. Maar ik hoor ook duidelijk, het moeten niet per se mensen zijn die een kind hebben die met een leerprobleem zitten. Jullie zoeken gewoon vrijwilligers om jullie organisatie verder te ondersteunen, op welke manier dan ook.
Anita: Het zou fijn zijn, zeker omdat we zo'n kleine groep hebben. Het is een goede groep, we hebben wel een stevige groep, maar toch merken we wel van, we hebben handen tekort om nog meer te kunnen doen. Als we wat werk uit onze handen kunnen nemen zodat we weer met andere dingen bezig kunnen zijn, dan zouden we het gevoel hebben dat het precies meer op de rails gaat komen terug.
Skye: Ik zou graag met een soort van slotvraag willen afronden en jullie allebei de vraag stellen. Wat is jullie grootste wens voor elk kind dat met een leerprobleem worstelt?
Sandrine: Mijn grootste wens is dat elk kind gezien wordt. Niet enkel omwille van bepaalde mankementen en moeilijkheden, maar voornamelijk vanuit hun eigen talenten en sterktes. En dat elk kind het gevoel heeft van, ik mag er zijn, zelf al heb ik het moeilijker met lezen, spelen en rekenen.
Anita: Ja, voor mij is dat hetzelfde, maar ook dat ze hun dromen niet opgeven, dat ze blijven dromen, dat ze geloven in zichzelf, dat dat hard werken niet voor niks gaat zijn, dat het ooit wel goed komt, dat vooral. Die hoop geven van, kijk, ik ben niet zoals iedereen, het gaat niet zo gemakkelijk, maar toch, als ik blijf doorzetten en ik krijg de juiste hulp, dat het wel gaat lukken, dat ik toch mijn droom kan waarmaken.
Skye: En mijn talenten kan inzetten.
Anita: En zeker je talenten. Want dat is hetgeen, die hebben een droom en dat is hun talent meestal. Maar dan haken ze af en ze zeggen, dat is niet voor mij, ik kan dat toch allemaal niet. En dat zou zo jammer zijn. En dat zou ik wel heel graag hebben, dat ze dat zou blijven bewaken.
Skye: Want leerproblemen zijn eigenlijk geen beperkingen. Het zijn maar een uitzondering om anders naar het leren te kijken. En tot kinderen in hun kracht komen als iemand zegt... Jullie mogen schitteren zoals jullie zijn. Ik zou zeggen dank je wel, Anita en Sandrine, voor dit open gesprek, voor jullie inzet, jullie expertise en vooral voor jullie sprankel.
Veerle: Wie dus meer wil weten, ben je een ouder, zoek je duidelijke steun of informatie? Of wil je misschien vrijwilliger zijn in hun werking Sprankel? Neem dan zeker een kijkje op de website www.sprankel.be.
Ouders kunnen ook steeds terecht op de website www.sprankel.be. Ik ben een ouder.
Skye: Maar we zitten ook al eens in de show notes.
Veerle: Ja, klopt.
Skye: Je bent niet alleen en ook je kind niet. Dat willen we ook duidelijk maken. En daarom willen we ook afsluiten met een lied zoals we altijd afsluiten. En het liedje van vandaag heeft de titel gekregen Je hoeft je niet te schamen. Graag tot een volgende keer.
De letters springen op en neer
Ik lees en stop, ze gaan heen en weer
Het luidop lezen is wat mij verraad
Maar het lijkt of niemand mij verstaat
Ik doe mijn best
Om te doen zoals de rest
Je hoeft je niet te schamen
Je bent niet raar of fout
We kunnen dit samen
Volg je eigen weg waaraan je bouwt
Anders is niet minder
Je mag er zijn, zeker jij
Het maakt van jou een padvinder
Je bent geen uitzondering, kom erbij
Ik snap het tellen keer op keer niet
De klok, de tafels, Ik zie geen beat
Een centimeter meer of minder
Het geeft mij geen hinder
Wat logisch lijkt voor anderen
kan in mijn hoofd niet veranderen
Je hoeft je niet te schamen
Je bent niet raar of fout
We kunnen dit samen
Volg je eigen weg waaraan je bouwt
Anders is niet minder
Je mag er zijn, zeker jij
Het maakt van jou een padvinder
Je bent geen uitzondering, kom erbij
Ze noemen me soms traag of lui
Dan geraak ik in een boze bui
Het doet me veel verdriet
Hoe mijn hoofd worstelt ziet men niet
Ik heb misschien een leerprobleem
Maar heb talenten en mijn eigen systeem
En als ik val, zijn jullie daar
Met open armen een mooi gebaar
Wie verder kijkt dan wat er is
Begeleid me uit de duisternis
Jullie zien hoe bijzonder ik ben
Voor mij een gevoel van zen
Je hoeft je niet te schamen
Je bent niet raar of fout
We kunnen dit samen
Volg je eigen weg waaraan je bouwt
Anders is niet minder
Je mag er zijn, zeker jij
Het maakt van jou een padvinder
Je bent geen uitzondering, kom erbij
Je hoeft je niet te schamen
Blijf steeds jezelf, in alle jaren
Kom erbij!